Strengere EU klimaat doelen zettem de samenleving op scherp

 

ecocide, klimaatdoelen, duurzaamheid

Nederland moet veel meer doen om de Europese klimaatdoelen te halen, dan het tot nu toe presteert. Dat concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving in haar laatste analyse. De aanscherping komt op een moment dat er al grote twijfel bestaat over het halen van de huidige doelen.

Nederland moet volgens de Europese Commissie veel meer doen dan nu, om de opwarming van het klimaat tot 1,5 graad te kunnen beperken. Het is op zichzelf een grote vraag of dat nog wel mogelijk is; veel wetenschappers twijfelen daar al enige tijd over.

Ook worden de al aangescherpte klimaatdoelen van de EU in twijfel getrokken. Onderzoekers van Climate Analytics berekenden dat er nog 18% meer  aan uitstoot gereduceerd moet worden, dan waar de EU (en de uitvoering van de afspraken in Parijs) op uitkomen. Daar komt dan ook nog het IMF overheen met een rapport dat aantoont dat Nederland haar eigen doelen bij het huidige beleid niet eens gaat halen.

Bovendien moet het snel. Het gaat in eerste instantie om doelen voor 2030. We citeren een aantal passages uit de samenvatting van het PBL rapport:

Hogere reductieopgave in ESR-sectoren: Nederland moet in 2030  12% extra uitstoot verminderen ten opzichte van 2005 (-48% in plaats van -36%). Dat vraagt om het dieper én sneller reduceren van de emissies in de ESR sectoren gebouwde omgeving, mobiliteit, landbouw en de niet-energie-intensieve industrie. De nieuwe doelstelling vraagt van Nederland in deze sectoren tezamen circa 15 megaton extra reductie in 2030. De aanscherping betekent dan ook dat de cumulatieve uitstoot in Nederland in deze periode circa 62 megaton lager moet zijn dan volgens de bestaande doelstelling. Omdat reducties eerder in de tijd meer bijdragen aan dit cumulatieve doel, is het extra belangrijk om maatregelen te nemen die reeds vroegtijdig effect sorteren.

De Commissie rekent voor Nederland als een kostenefficiënte bijdrage met een aandeel hernieuwbare energie van 36 procent. In de KEV 2020 is het aandeel bij voorgenomen beleid in 2030 op 25 procent geraamd. Om het aandeel tot de genoemde kostenefficiënte bijdrage op te hogen, zou dus een aanzienlijke extra inspanning nodig zijn.

Groene waterstof prominent in klimaatdoelen

Het meest in het oog springende subdoel is de bindende verplichting voor het gebruik van ten minste 50 procent groene waterstof in het waterstofgebruik van de industrie. Die verplichting betekent bij het huidige waterstofverbruik al een enorme opgave, laat staan bij de beoogde toename ervan. Bovendien lijkt dit voorstel slecht aan te sluiten bij de Nederlandse verduurzamingsstrategie voor de industrie. Om in Nederland de hoeveelheid groene waterstof te produceren die volgens dit voorstel bij het huidige waterstofverbruik benodigd zou zijn, zou een enorme toename van de elektrolysecapaciteit (ruwweg 7 gigawatt), én een bijbehorende toename van de hernieuwbare elektriciteitsproductie (met ruwweg 30 terawattuur) vereisen. De huidige ambitie in het Klimaatakkoord is 3-4 gigawatt elektrolysecapaciteit.

Ook de verplichting om het gebruik van hernieuwbare energie voor verwarming en koeling met 1,1 procentpunt per jaar te laten toenemen betekent een aanzienlijke opgave. Die verplichting vraagt ruim een verdubbeling van het groeitempo bij bestaand beleid.

De Commissie omarmt het principe van energy efficiency first. Dit houdt in dat lidstaten ervoor moeten zorgen dat energiebesparingsmaatregelen worden meegenomen in de plannen, het beleid en investeringsbeslissingen in de verschillende sectoren. Dit principe staat in contrast met het huidige Nederlandse beleidsuitgangspunt van ‘sturen op CO2’, waarin het terugdringen van de broeikasgasuitstoot vooropstaat en het minder belangrijk is hóe dat gebeurt.

De bestaande EED verplicht lidstaten een bepaalde hoeveelheid energie te besparen bij eindgebruikers. Het voorstel verhoogt deze verplichting van 0,8 procent per jaar vanaf 2024 naar 1,5 procent per jaar van het totale eindgebruik van energie.

De voorgestelde invoering van een apart emissiehandelssysteem voor de gebouwde omgeving en het wegtransport en de herziening van de Europese energiebelasting richtlijn (ETD) betekenen grote veranderingen ten opzichte het bestaande energiebelastingraamwerk.

Het pakket sluit slecht aan bij de Nederlandse verduurzamingsstrategie voor de industrie en vraagt een specifieke transitieaanpak om energiearmoede tegen te gaan

Het transitiepad dat de Commissie beoogt voor de industrie lijkt af te wijken van het in Nederland ingezette beleid. Waar Nederland via de afspraken in het Klimaatakkoord inzet op een tijdelijk belangrijke rol voor de afvang en opslag van CO2 (CCS) en het gebruik van blauwe waterstof, koerst de Commissie met de eerdergenoemde verplichting tot het gebruik van groene waterstof in de industrie direct af op een klimaatneutraal einddoel. Groene waterstof is echter vooralsnog beduidend duurder dan blauwe, waarmee het voorstel de Nederlandse transitie tot 2030 duurder dreigt te maken. Bovendien betekent dit voorstel een risico voor het emissiereductie tempo in de industrie, vanwege de benodigde doorlooptijd voor opschaling in de productie- en transportcapaciteit van groene waterstof. Daarnaast stimuleert de voorgestelde route niet de technologieontwikkeling voor CCS, die voor het realiseren van negatieve emissies nodig is en waarvoor Nederland comparatieve voordelen lijkt te hebben.

Extra uitdagingen voor Nederland

De aanpassingen van de klimaatdoelen vereisen onmiddellijke actie op verschillende beleidsterreinen. De realiteit is dat er geen missionair functionerende regering is en het resterende kabinet als een ballon leegloopt.

  • Actuele ontwikkelingen vertragen juist de afbouw van emissies.
  • Gerechtelijke uitspraken vertragen de aanleg van nieuwe windparken.
  • Noodzakelijke extra woningbouw zorgt voor extra emissies.
  • Het stroomnet mist de capaciteit die nodig is om nieuwe schone opwek aan te sluiten.
  • Er zijn tekorten aan componenten die nodig zijn om de noodzakelijke apparatuur te produceren voor de energietransitie.
  • Prijsstijgingen zorgen voor een toenemende inflatie die grotere druk legt op de financiering van alle maatregelen.

Maatregelen om nog in de buurt van de klimaatdoelen te komen zullen ook gepaard gaan met grote maatschappelijke aanpassingen. Die komen op een moment dat het vertrouwen in de overheid en in politici tot een historisch dieptepunt is gedaald. Veel burgers zullen eerder geneigd zijn tot opstand dat tot medewerking. Een voorproefje daarvan hebben we al rond de coronamaatregelen gezien. Aan de andere kant zien we een verharding van de klimaatbeweging die juist ingrijpender actie wil. Het klimaat staat op scherp, maar de samenleving ook.

De gevolgen van de coronacrisis voelen we ook bij Duurzaamnieuws nog steeds. Maar we moeten door, want met het laatste klimaatalarm is een duurzame opbouw van de samenleving harder nodig dan ooit. Wij blijven ons inzetten om je daarbij van noodzakelijke informatie te voorzien. En we bieden inzichten die je niet overal al leest. Kun jij ons meehelpen om daarmee door te gaan? Word dan lid, of help ons met een donatie. - Hier kun je lid worden. - En hier kun je doneren.

Wil je ons liever eerst een tijdje volgen? Meld je dan hier aan voor de gratis nieuwsbrief.

Alvast bedankt - en blijf gezond!
Team Duurzaamnieuws